Harmerhütte – dag 7 – Avontuur

Gisteren zei ik “geen stukje even vandaag”, maar schreef ik er toch 1. Nu doe ik dat niet.
Jullie houden die van vandaag tegoed, ik moet morgen heel vroeg op om terug te gaan rijden naar Amsterdam, en was vandaag veel te laat thuis door koeien. Ik heb vandaag een galloperende kudde koeien achter me aan gehad (en een paard), serieus. Op een helling, een alpenweide, ik moest rennen voor mijn leven. Had ik niet harder gerend dan ik kon, dan was ik verpletterd. Was ik gestruikeld, dan was ik totaal verpletterd.

Het was spannend. Ik ben er van aan het bijkomen met een stevige pils en ondertussen een eendje aan het bakken. Daarna een ijsje, en dan weet ik nu al dat ik daarna te moe voor woorden ben.

En dan is maar goed ook, want ik moet vroeg slapen. Morgen ruim 1000 kilometer rijden. En de dag daarna weer werken.

Enfin, ik ga het nog eens vertellen, het verhaal van vandaag. Enerverend dekt de lading niet. Het was spannend. Serieus spannend. Een aantal keer.

Wordt vervolgd (don’t know when, but do know where: thuis).

Harmerhütte – dag 6 – Slapen

Ok, geen stukje even vandaag. Ik krijg er de laatste dagen niet de toon in die ik zoek. Ik ben te moe, geloof ik. Vanavond, tijdens het eten (asperges – meegenomen van de Ten Kate markt in Amsterdam), kreeg ik een wild plan, waar ik op dat moment erg enthousiast over was: het plan om na het eten koffie te gaan drinken met een stukje Sachertorte (afgelopen woensdag gekocht in de SPAR in Gröbming) op mijn favoriete bankje op de panoramaroute richting Tunzendorf. Circa 3 kilometer lopen vanuit mijn hütte.

Ik waste mijn thermoskan af, zette water op voor percolatorkoffie, en dacht vervolgens: het duurt nog wel een tijdje tot het water kookt, ik ga even liggen.

Toen ik wakker schrok, schemerde het. In paniek zocht ik naar mijn telefoon: hoe laat is het? Welke wandeling ga ik vandaag ook alweer doen? Ik moet eruit, het is waarschijnlijk al bijna half 7. Waarom heb ik mijn kleren nog aan? Wat heb ik gisteravond ook alweer gedaan? Ah! Daar is mijn telefoon!

Toen ik op de (het?) display keek, realiseerde ik me: Gisteravond had ik nog helemaal niets gedaan, want het wás gisteravond. Zojuist geworden.

In mijn hersens kwam mijn voorgenomen plan boven drijven. Ik liep naar de keuken, naar de waterkoker. Het water was nog warm. Ik zag het schoteltje met het stukje Sachertorte op het aanrecht staan, met vorkje en al omwikkeld door een plastic zakje, klaar om ingepakt te worden in mijn rugzak.

Tsja. Ik was doodop, maar laat ik toch maar gaan, dacht ik.
Ik zette koffie met de percolator. Goot hem in de thermosfles, deed er melk bij. Pakte mijn rugzakje in. En liep de 3 kilometer naar het bankje.

Het stiertje liep niet met me mee langs het afgespannen lint. Hij keek me aan met een blik van: “wat ga jij doen, mongool?”
Wat ik als een aanmoediging zag. Wat was ik toch spontaan en ongepland bezig, dacht ik. En onverantwoordelijk bovendien, want de lucht was dreigend:

Ik kwam aan bij het bankje. Dronk mijn koffie, at mijn Sachertorte. Het overdadige geluksgevoel dat ik verwacht had, bleef uit.
En ik besefte: Dit is niet spontaan, Sven, dit heb je gepland. Kort vantevoren weliswaar, maar toch: gepland.

Ik moet daar vanaf. Eerder vandaag had ik 1 van de mooiste tochten uit mijn leven gelopen, de indrukwekkende tocht naar de Gumpeneck (2226 m). De populairste wandeling uit de omgeving, die ik speciaal had bewaard voor de dag met het mooiste weer, en dat was dus vandaag geweest.
Ik had een schitterende dag beleefd, had de top gehaald, was veilig weer beneden gekomen en had een onvergetelijk lekkere pils gedronken op het terras van de Schönwetterhütte.

Daarna een heerlijke Leffe triple op het terrasje van mijn eigen hütte, met toostjes haring en stukjes geweldige abdijkaas. En toen nog asperges, hoeveel gewaarwording wil je hebben, Sven? Is het dan nooit genoeg? Waar jij behoefte aan hebt is slaap. Aan rust. Weet je nog hoe blij je was met dat bordje op de deur: ‘Endlich Ruhe’? Heb je gezien hoe moe je eruit ziet op al die selfies die je stuurt naar de whatsappgroep van je familie? Kap nou eens met dat geforceerde genieten, en ga in godsnaam bijslapen!

Goed punt. Ik ga dat, ondanks de naam van dit weblog, vanavond maar eens proberen te doen.

Om met Ringo te spreken: Good night, sleep tight (sorry I., ik vind het trouwens inderdaad ook het slechtste nummer van the White Album)

Harmerhütte – dag 5 – vertrouwen

Hemelvaartsdag vandaag. Een perfecte dag voor bananenvis het beklimmen van de berg die het hoogst de hemel in priemt vanuit het Sölktal. Een berg met een fascinerende naam bovendien: der Grosser Knallstein. Toen ik die naam in de pre-productie van deze vakantie tegenkwam wist ik meteen: die tocht ga ik sowieso doen. Verder lezend over deze bergtocht realiseerde ik me dat ik de top nooit zou kunnen halen, want dat bleek iets voor alpinisten met touwen en stijgijzers en wie weet pickhouwelen, maar het bereiken van het plateau op 2/3 van de tocht, waar zich 2 bergmeertjes bevonden, behoorde zeker tot de mogelijkheden.

Eenmaal aan de voet van de berg was ik best een beetje nerveus. Het pad was kneitersteil wist ik uit de voorbereiding, en dat is op zich niet zo’n probleem, ware het niet dat er op de kaart in het tweede gedeelte van de tocht ook sprake was van zeer dicht bij elkaar liggende hoogtelijnen aan weerszijden van dat steile pad, waaruit ik kon afleiden dat ik over een zogeheten grat (een bergkam) zou moeten lopen, met links en rechts ravijnen.

Ik haat graten. Er zijn twee termen die vaak gebruikt worden in beschrijvingen van tochten voor bergwandelaars. En dat zijn de woorden Schwindelfrei en Trittsicher. Trittsicher ben ik wel, vind ik zelf, ik heb een uitstekende (zelfaangeleerde) techniek en glijd, ondanks dat ik als een van de weinige wandelaars zonder stokken loop, zelden uit, laat staan dat ik serieus val.
Maar Schwindelfrei, nee, dat ben ik dus totaal niet. Ik heb behoorlijke hoogtevrees. En een grat betekent voor mij: dubbele hoogtevrees, want van 2 kanten.

Maar ik wilde per se die tocht naar der Grosser Knallstein hebben gelopen. Anders zou het net zoiets zijn als taart zonder kers, kerstboom zonder ballen, neuken zonder, enfin you get the point.

“Hallo”, stelde ik me vanmorgen tijdens het begin van de wandeling voor aan der Grosser Knallstein, “Ich bin Sven, aus die Niederlände..”, respect voor de berg is heel belangrijk hou ik mezelf altijd voor, dat helpt me ook steevast als ik op de fiets een col beklim. De dialoog aan gaan met de berg, en hopen dat de berg het je dan gunt om boven te komen. Want zo liggen de verhoudingen: Je kunt een berg niet bedwingen, de berg moet het je gunnen. Dat is mijn nederige basishouding.

“Sorry, ik zal waarschijnlijk een of twee keertjes op je moeten plassen. Maar dat zal ik zoveel mogelijk doen bij de riviertjes, zodat het snel weer wegloopt. Mag ik alvast zeggen dat ik je heel erg mooi vind, en indrukwekkend?”

Okay, die laatste zin was misschien wat slijmerig, maar ik meende het wel. Als enige bergtop in de omgeving was der Grosser Knallstein zowel geflankeerd door sneeuw als nog in nevelen gehuld. Hij zag er mythisch uit.

Even een foto van later die middag, toen ik daadwerkelijk bij het eerste bergmeertje was aanbeland:

Maar laat ik niet te lang uitwijden. De bedoeling van deze vakantie is om naast mijn hoofd leeg te maken, aan introspectie te doen en te genieten, ook om een beetje uit te rusten. Eens een keertje meer dan 6 uur te slapen. Dat laatste is nog niet gelukt, deze week. Dus ik zal sneller to the point moeten komen in mijn stukjes.

Voor vandaag heb ik alvast een point bedacht. Ik kwam er op toen ik na een intensieve eerste klim van 500 hoogtemeters aankwam bij de Kaltherberghütte. Het bleek een zelfbedieningshütte. Die ontroeren me. Vooral dit altijd:

Er op vertrouwen dat klanten daadwerkelijk geld deponeren in het geldkistje (en het niet leegplunderen) nadat ze een drankje hebben gevist uit de trog met bergwatergekoeld bier en limonade:

Op de terugweg, toen ik een pils nam, en 2,50 in het kistje probeerde te doen, bleef het in eerste instantie hangen op briefgeld, pas toen ik stevig doordrukte ging het in zijn geheel door de gleuf heen.

Vertrouwen. Dat is het, pingde een lampje in mijn hoofd. Ik ben me verantwoordelijker voor mijn werk gaan voelen sinds ik af en toe, en sinds Corona al helemaal, thuis ben gaan werken.

Ik vind dat op zich een geweldige ontwikkeling, meer thuiswerken. Maar ik merk dat ik daardoor wel 2 keer zoveel werk verricht als vroeger (ik bedoel dat negatief). Ik werk nu voor hetzelfde geld effectief 8 uur per dag voor mijn werk, in plaats van 4. Verspreid over 20 uur, dat wel, maar die 8 uurtjes die werk ik. En vaak nog meer ook. Voor het bedrijf en het bedrijf alleen, en niet meer voor mezelf.
Het punt is: ik wil het vertrouwen niet beschamen. Ik ben zo blij met de vrijheid om mijn eigen tijd in te delen (nogmaals: verspreid over 20 uur), dat ik het wel uit mijn hoofd laat om de kantjes er vanaf te lopen. Het is zo fijn om, als het bijvoorbeeld om 15:00 ‘s middags hartstikke mooi weer is, de fiets te pakken naar het Amsterdamse Bos, daar een rondje hard te lopen en onderweg een koffie met appeltaart te nemen bij de Geitenboerderij. Middenin de week, als er bijna niemand is. Dat voelt als het paradijs. En dan vind ik het prima om daarna, om bijvoorbeeld 22:00, nog 2 uurtjes te werken.

Het is zoals bij die zelfbedieningshütte. Natuurlijk doe je die 2,50 in dat kassaboxje. Wie zoiets schattigs misbruikt, die heeft geen geweten. Die is een psychopaat.
Vind ik dan, tenminste.

Misschien kan ik het ook uitleggen via de Albert Heijn. En dan bijvoorbeeld aan de hand van de casus ‘biologische amandelnotenboterpasta’. Die was een paar jaar geleden 3,49. Wat ik al schandalig duur vond voor zo’n klein kutpotje. Maar toen werd ie 4,49. En dacht ik: ja, dikke lul. En ‘vergat’ ik regelmatig een potje op de loopband te zetten bij de kassa.

En toen kwamen de zelfscankassa’s. Wat een vertrouwen! dacht ik. En rekende sindsdien alles netjes af. Ook de biologische amandelboterpasta. Die inmiddels 5,49 was geworden.

En toen werd ik een keer gecontroleerd. 5 items. Ok. Maar niet lang daarna werd ik onderworpen aan een volledige controle. Nou doe ik slechts 1 keer per week booschappen bij de Albert Heijn, ik sla groot in, rij er speciaal voor naar Zaandam (dat vind ik een prettige Albert Heijn – op de Vrieschgroenstraat, een XL, en je kunt er voor de deur gratis parkeren en er zijn bovendien altijd parkeerplaatsen zat. Én ze hebben een goeie, grappige en aardige kok die gratis hapjes maakt) en ik reken steevast meer dan 100 euro af. Wat ik wil zeggen: ik ben een goeie klant.
En ik doe daarbij mijn boodschappen met een zelfscanapparaat, waardoor mijn boodschappen allemaal al ingepakt zijn als ik uiteindelijk aankom bij het zelfscankassapark. Dat doe ik om tijd te besparen. Misschien kun je je voorstellen hoe frustrerend het dan is als je complete kar, met daarin 4 volle Albert Heijn tassen – 2 koelingstassen en 2 gewone (van beiden eentje voor bij L. en eentje voor bij mij thuis), item voor item wordt leeggehaald door een ongeinteresseerde puber, die dat enkel moet doen omdat een algoritme dat aangeeft op zijn controle-apparaatje.

Ik kan daar slecht tegen. En sindsdien druk ik weer regelmatig een potje biologische amandelboterpasta, dat inmiddels 6,49 kost, achterover.

Maar goed, vertrouwen dus. Daar draait het om.

Harmerhütte – dag 4 – werk II

Vandaag was het een regendagje in het Sölktal, het gebied waarin mijn hütte staat. Er was de hele dag motregen voorspeld, en in tegenstelling tot de vorige dagen kwam die voorspelling helaas al vroeg (en naar zou blijken langdurig) tot werkelijkheid.

Ik twijfelde. Op zich was dit een mooie kans om te beginnen in 1 van de 7 boeken die ik had meegenomen. Maar ja, lezen kan ik thuis ook. Niet dat zulks er daar ooit gedegen van komt, op enkele bladzijden voor het slapengaan na, maar de gedachte aan lezen in dit huisje voelde een beetje als, hoe zal ik het zeggen? Als misbruik.

Er keek een koe door mijn keukenraam. Het was niet dat hij vroeg: “Kom je met me spelen?”, maar toch had ik het idee dat hij (het is een hij, een eenzaam stiertje dat gescheiden is van de koeien die op de wei aan de andere kant van mijn huisje staan te grazen) het gezellig zou vinden als ik op pad zou gaan. Hij loopt dan namelijk altijd een stukje met me mee, langs het gespannen schrikdraad dat het paadje vanuit mijn huisje scheidt van zijn domein. Nooit zegt hij iets, geen loei bij wijzen van doei (kill your darlings, Sven), maar meelopen doet hij wel. En me nastaren.

Ik vind dat gezellig. Misschien komt het doordat ik hier in mijn eentje zit, en gespeend ben van direct contact met mensen. Misschien mis ik dat contact. Zelf vind ik van niet, maar wellicht vindt mijn onderbewuste iets anders.

Anyway. Ik ging dus de deur uit, met complete bepakking, en het plan om nu naar het goede stadje te lopen om een bak vanille-ijs te halen (als dessert voor na het eendje dat ik die avond zou gaan bakken), te weten Gröbming. Regenjas aan, paraplu boven mijn kanis en hoppakee, voorwaarts met die voetjes.
Het stiertje liep zijn stukje met me mee, ik zwaaide gedag, hij staarde me na.
Ik heb bepaald geen slecht leven, dacht ik.

Na een uurtje door de velden kwam ik aan bij de helling waarop het mergelgele kerkje van Gröbming zijn baan als karaktiristiek uithangbord voor het stadje stond in te vullen. Ik nam niet de asfaltweg naar het kerkje, maar het paadje rechtsom, waarvoor een bord stond dat in het Duits zei: “Route naar kerk, Let op: levensgevaarlijk, neerstortende bomen, betreden op eigen risico”.
Ik ben vergeten een foto te maken van het bord, maar vond het intrigerend: neerstortende (absturzende) bomen. Ik moest denken aan squadrons boomstammen die door de lucht vlogen, en die werden neergeschoten door een vijand ofzo. Maar dat komt waarschijnlijk doordat ik Nederlands ben. Ik ben niet gewend aan bergen, en denk ook niet op die manier. Ik dacht: ik zie geen bomen vliegen, laat staan een vijand, dus ik neem gewoon dat pad.

Toen ik het pad opliep, zag ik dat het inderdaad bezaaid lag met afgeknakte boomstammen. Even dacht ik: What the fuck? En betrapte mezelf erop dat ik toch even naar boven keek om te checken of er echt geen squadron boomstammen overvloog. Tot er een lichtje ging branden: Waarschijnlijk waren de boomstammen afkomstig van de hoger gelegen hellingen, waarop ze ten prooi waren gevallen aan een (of meerdere) lawine(s).

Enfin, ik naar de SPAR. Ik wilde naar binnenlopen, en deed dat ook, en eenmaal binnen zag ik dat iedereen een FFP2 mondmasker droeg. Dat was waar ook, hier waren mondkapjes nog steeds verplicht. En het moest nog FFP2 zijn ook. En kijk aan, daar waren mijn nopjes weer. Uit mijn rugzakje viste ik een FFP2-mondmasker tevoorschijn. Had ik allemaal geregeld in mijn perfecte pre-productie, zoals we dat bij Appelpop noemen.

Mijn god, wat was ik toch enorm verantwoordelijk bezig! Ok, met dat kerkpad dan even niet misschien, maar voor de rest… Als ik de stukjes van de afgelopen dagen vluchtig scan, dan zie ik dat ik opvallend vaak het woord ‘verstandig’ heb gebruikt.

En misschien is dat een mooi bruggetje naar waar ik gisteren mee eindigde: Werk. En hoe verantwoordelijk ik me daarvoor voel.
Want ik geloof dat het daar is waar het mis met me gaat. Althans, dat daar die schema’s vandaan komen.
Ik zal dat proberen toe te lichten in sneltreinvaart.

Vroeger, denk 5 jaar terug en meer, voerde ik eigenlijk maar weinig uit op mijn werk. Okay, ik was aanwezig, deed wat nodig was, waar ik voor betaald werd, maar zat op een kantoor voornamelijk tussen 9 en 5 mijn tijd uit. En omdat wat echt nodig was mij maar 4 uur kostte, besteedde ik de overig 4 uur aan dingetjes voor mezelf. Regeldingetjes. Het organiseren van de Festina Poezieslag, dingetjes voor Appelpop, dingetjes voor in mijn huisje , L’s huisje, dingen voor dit weblog, etc, enz.

Maar ik moet stoppen nu, het is 1:00 geweest. Ik heb vandaag, ondanks het kutweer ruim 35 kilometer gelopen, waaronder ook nog eens circa 1000 hoogtemeters (O, don’t ask why), ik moet gaan pitten. Morgen, of eigenlijk al vandaag, Hemelvaartsdag, misschien de rest van de toelichting. Amen.

Harmerhütte – dag 3 – werk

Gisterenavond zou het volgens zo’n beetje alle weerkanalen die ik tot mijn beschikking heb, inclusief mijn moeder, vandaag slecht weer worden. Met name ‘s middags vanaf een uur of 12. Onweer en de hele bliksemse bende. Dus had ik heel verstandig een laag bij de grondse wandeling gepland die niet al te lang zou duren. Een bejaardenwandelingetje naar de Putzentalarm bij een belegen bergmeertje, de Schwarzensee. Amper hoogtemeters (300), en slechts 3:40 durend volgens de website. Hartstikke mooi, want dan zou ik die middag tijd hebben om tijdens het onweer nog wat boodschappen te doen.

Dat was het plan. Toen ik vanmorgen wakker werd van de wekker om half 7, trok ik de schattig geruite gordijntjes van mijn hutramen open, en staarde recht in een daverende zonne en een strakblauwe hemel. In de verste verte geen wolkje te zien.
“Kut!”, riep ik.
Ik realiseerde me dat ik een veel mooiere wandeling had kunnen plannen. Maar ja. Dat was nu te laat. Of toch niet? Zou ik misschien toch naar de Deneck (2433 m) kunnen gaan lopen? Het zou enige extra logistieke voorbereidingen kosten, ok, maar dit weer laten schieten, was dat niet ondankbaar jegens het universum?
“Nee”, sprak ik mezelf toe, “niet doen, Sven. Het weer ziet er nu mooi uit, maar zowel Google, Buienradar, Weeronline, de Oostenrijkse weerzender als je bloedeigen moeder zeggen dat het vanmiddag vanaf 12 uur gaat onweren, dus doe het niet. Stick to your plan. Je weet hoe verraderlijk het weer in de bergen kan zijn.”

Dat voelde goed. Ik was enorm verantwoordelijk bezig. Ook lukte het deze keer om volwaardig te ontbijten, met zowel 2 geroosterde (en eerst ontdooide!) witte casinoboterhammen als een boekweitboterham met een gebakken ei.
Toen ik op het punt stond de deur uit te gaan, om met de auto te gaan rijden naar de Breitlahnhutte, het starpunt van de wandeling, 21 autominuten verderop, bedacht ik ook nog om de zogeheten gästenkarte (een toeristenkaart die je doorgaans krijgt van je verhuurder) mee te nemen. Want daarmee zou ik gratis “Maut” kunnen krijgen bij de Putzentalalm, had de verhuurder, boer A.B. me verzekerd.
Geen idee wat een gratis Maut zou wezen. Een soort Oostenrijks broodje? Of een moutbiertje misschien? Enfin, dat zou ik wel zien, gratis is gratis, en gratis is altijd leuk, daar ben ik Nederlander genoeg voor.
En ook dat voelde goed, dat ik er eindelijk eens aan dacht om die gästenkarte mee te nemen op het moment dat ie van pas zou komen. Ik voelde me die goed functionerende helft van dat ANWB-stelletje waarop Brigitte Kaandorp altijd zo jaloers is.

Redelijk in mijn nopjes met mezelf stapte ik in de van mijn moeder geleende glimmende rode Citroen Picasso, die voor mijn hütte geparkeerd stond. De auto stond enigszins in het gras en op een helling, en daarom zowel op de handrem als in de versnelling, geparkeerd. Heel verstandig had ik de voorwielen nog net op het asfalt laten staan, zodat ik grip zou hebben bij het wegrijden.
Ik stapte in de auto, stak de sleutel in het contact, draaide hem om, trapte uit automatisme met mijn linkervoet de koppeling in en wilde met de rechter gas geven, maar voordat ik daar aan toe kwam, was de auto ondanks de handrem al 30 centimeter naar achteren gegleden (want door de koppeling in te trappen had ik de remwerking van de versnelling per ongeluk opgeheven).
Snel trapte ik op de rem, draaide de contactsleutel terug, en liet de koppeling los. Stapte de auto uit en checkte de nieuwe situatie: Kut! Nu stonden de voorwielen niet meer op het asfalt! Maar in het gras. Dit ging een serieuze uitdaging worden. Nog 50 centimeter verder naar achter glijden zou betekenen dat ik op een dusdanig steil stuk zou komen dat ik onvermijdelijk mijn eigen hütte aan puin zou rammen, danwel de auto van mijn moeder onherstelbaar zou beschadigen. Of waarschijnlijker: beide.

Wat een kutzooi. Ik stapte weer in. Met de handrem nog steviger aangetrokken, de rechtervoet vol op het gas en de linker zwevend boven de koppeling draaide ik de contactsleutel nogmaals om terwijl ik tegelijk mijn linkervoet naar beneden bracht om de motor niet af te laten slaan.
Dat laatste lukte, hoera, maar ik voelde de wielen spinnen, ik had geen grip, en gleed nog eens 30 centimeter naar achter.
Vieze vette vuile hoerenzooi!

Ik had nog 1 kans. De laatste. Zou het niet verstandiger zijn om boer A.B. te vragen om me het gras uit te takelen met bijvoorbeeld zijn tractor?
Ja, natuurlijk zou dat verstandiger zijn.
Maar ja, boer A.B. was nergens te bekennen. Het enige spoor van hem waren zijn koeien, die me nieuwsgierig stonden gade te slaan, terwijl ze met malende monden gras richting hun derde maag kauwden.

Het was tijd voor iets slims. Misschien kennen jullie (‘nog’ danwel ‘inmiddels’) die TV serie uit de 70ger jaren: Wickie de Viking. Die moest ook altijd iets slims verzinnen.
Denk Wickie, dacht ik vanmorgen, ‘wat zou Wickie doen?’

En opeens wist ik het. Ik wist wat Wickie zou doen. De voorwielen dwars zetten! Ok, dan had ik misschien nog steeds geen grip, maar dan zou ik minder snel achteruit glijden, en dat zou me de tijd geven om gas te geven met iets meer gevoel, waardoor ik misschien wel grip kon krijgen. En zoniet, dan zou ik hopelijk in ieder geval niet meer dan 20 centimeter achteruit glijden, en dan kon ik altijd nog later in de week aankloppen bij boer A.B. met zijn tractor.

Het lukte. Ik kreeg grip, moest daarna als een gek de andere kant op draaien om niet een muurtje te rammen, maar het was gelukt! Ongelooflijk!
Totaal in mijn nopjes zette ik koers richting de Breitlahnhutte. Op weg naar mijn gratis Maut en belegen bejaardenwandeling. De zon scheen nog steeds volop, ik had er serieus #zin in.

Vlak voordat ik aankwam bij de Breitlahnhutte stuitte ik op een slagboom, waarnaast een vrouw op een stoeltje zat. Ze had een soort pet op die iets officieels uitstraalde. Iets douaneachtigs. Was ik aan de grens ofzo? Had ik niet goed op de kaart gekeken? Lag de Breitlahnhutte misschien net in Zwitserland? Italie? Liechtenstein wellicht?
Ik draaide met een vragend gezicht mijn raampje open (of nou ja, draaien, met een knopje naar beneden zzzz-en)
“Maut bitte”, zei de vrouw.

Aha. Het kwartje viel.

Daarna de belegen bejaardenwandeling, die schitterend was. Ik geloof dat ik nog nooit zoveel foto’s heb gemaakt. Ik zal jullie ze besparen.
Op eentje na. Het is lente, de tijd van de lammetjes.

Op de foto zien jullie een wit lammetje. En een zwarte kat. Alleen is die zwarte kat ook een lammetje. Dat vrij rond liep bij de hütte op Putzentalalm. Zo klein heb ik ze nog nooit gezien. Ik heb hem/haar stiekem een klein kruimeltje van mijn bananencake gegeven, dat hij/zij enthousiast verorberde. Mijn genietmeter sloeg ver in het rood.

Maar back to business, ik zit hier niet alleen om te gegrrnieten. Ik zit hier ook om aan zelfonderzoek te doen. Introspectie zou ik misschien moeten zeggen, maar dat vind ik zo gewichtig klinken. Anyway, ik was bij (mijn eigen gedefinieerde) stap 2: hoe ben ik zo geworden als ik nu ben (met al mijn schema’s enzo).

Ik heb daar vanochtend tijdens de Almwandeling over nagedacht.

Van die Almwandeling was ik trouwens inderdaad netjes voor 12 uur terug, en dus veilig voordat het onweer zou losbarsten. Om 12 uur scheen echter nog steeds de zon, en was de lucht nog steeds blauw. Iedereen had ongelijk, zowel Google, Buienradar, Weeronline, de Oostenrijkse weerzender als mijn bloedeigen moeder.
Dus toen ik om half 1 weer thuis was en boodschappen wilde gaan doen (per auto), dacht ik: Fuck it, ik ga lopend boodschappen doen.
In mijn herinnering (ik was op de heenweg met de auto langs een Spar gekomen) zat de dichtstbijzijnde supermarkt in Pruggern, 8 km verderop, dus dat moest ik die middag makkelijk kunnen redden, heen en weer.

Met de laatste koffie uit mijn thermosfles stippelde ik snel een leuke heen en terugroute uit, en zette met mijn rugzakje, waarin vers een koeltasje met 2 pils, koers richting Stein an der Enns, vanwaar ik door het veld via Tunzendorf en Moosheim de Spar in Pruggern wilde aandoen. Veel had ik niet nodig. En niks was noodzakelijk, maar het zou fijn zijn als ik een bak vanille-ijs zou kunnen scoren, want morgen ga ik eend maken, en dan vind ik het lekker om als dessert vanille-ijs met chocoladesaus te nemen (ik heb alles wat ik qua eten wilde, meegenomen vanuit Amsterdam, maar met ijs was dat te lastig). En als 2e prioriteit had ik Müllermilch op mijn lijstje staan. Aardbeien- en/of bananensmaak. Al ruim 30 jaar een guilty pleasure van mij, die alleen in het Duitssprekende gedeelte van Europa te verkrijgen is (hoewel ze nu ook langzaamaan proberen Nederlandse tankstations te bedienen). En als 3e prioriteit: cash geld. Want dat is Oostenrijk, en ook Duitsland trouwens: Je kunt bijna nergens betalen met pin. En al helemaal niet in berghutten, waar je na 2000 meter klimmen met je tong op je bergschoenen komt aanstrompelen, met in het zicht een uithangbord waarop ‘Stiegl-bier’ staat (logo bestaat uit traptreedjes, komt uit Salzburg – net als Mozart, dat allemaal terzijde), maar dat blijkt een fata morgana, want ook al zou je 100-voudig miljardair zijn, met alle platinacards die er op de wereld voorhanden zijn, je krijgt geen Stiegl bier, want je hebt geen cash.

Eigenlijk prioriteit 1 dus, zou je zeggen, in plaats van 3. Tsja, misschien wel inderdaad. Aan de andere kant: ik probeer minder te drinken. Daarnaast, ik heb een koeltasje. Mij krijgen ze niet gek.

De tocht richting Pruggern verliep voorspoedig en was mooier dan verwacht voor een dalwandeling, totdat het ineens van 25 graden 14 graden werd en het als een mongool begon te stortregenen. Inclusief onweer.
‘What the fuck’, dacht ik, ‘hoe kan dit nu ineens?’
Mijn moeder zei iets. Niet in het echt, maar in mijn gedachten. Iets met ‘weer’, ‘verraderlijk’ en ‘bergen’.
Ook Google zei iets. Niet in het echt, maar wel middels een geupdate, aan de werkelijkheid aangepaste voorspelling van het weerbericht voor het Sölktal. Onweerswaarschuwing was van 12 uur verschoven naar 15 uur, en deze keer klopte het uiteraard wel. Jammer alleen dat deze update pas na 15 uur beschikbaar was geworden.

Mijn grootste vriend in deze plotselinge omstandigheden was enerzijds mijn paraplu (die ik zowaar bij me had) en anderzijds een majestueuze blauspar waaronder ik me had verscholen, die gedurende het 20 minuten durende (on)weersgeweld 90% van de neerslag wist tegen te houden.
“Schuil nooit onder een boom bij onweer”, is een soort volkswijsheid, maar die geloof ik niet. Onder een boom lijkt mij altijd beter dan in het open veld. Een boom is hoger dan jij, dus zal normaal gesproken eerder getroffen worden door de bliksem, het enige waar je dan voor uit hoeft te kijken is dat als die boom inderdaad getroffen wordt, dat je op tijd aan de kant springt, mocht ie jouw kant op sneven.
De Oostenrijkse koeien dachten er net zo over, dus ik denk dat ik gelijk heb.

Ben ik toch weer weggesprongen van waar ik het eigenlijk over moet hebben: waardoor ben ik zo’n schema-verslaafde geworden?

Ik heb een idee, moet er nog meer over nadenken, komt een volgende keer, maar ik geef even vast de volgende scene als schotje voor de boeg.

Na de onweer-apocalyps van Pruggern te hebben doorstaan onder de blauspar (die ik eeuwig dankbaar ben), en ik ontdekt had dat de Spar niet in Pruggern zat, maar in Gröbming (een dorpje eerder op de autoroute), en dat er uberhaupt geen supermarkt zat in Pruggern, laat staan een geldautomaat, en ik dus min of meer onverrichter zake anderhalf uur terug moest lopen, ging op diezelfde terugweg mijn mobiele telefoon.

Het was kwart voor 5, ik had me weer eens net door een kudde koeien op een wandelpad heengewerkt, en zat onder een dreigende hemel op een totaal verlaten bankje in the middele of nowhere, naar de omgeving te turen die ik de afgelopen uren had doorkruist, met de eerste pils van de dag aan mijn lippen.
Ik voelde me enorm, maar dan ook enorm, gelukkig.

En toen ging dus die telefoon. En ik, ik nam op.
“Met Sven?”
“Ja, met Jaap, zeg, er is een prio 2 met het dataverkeer op de SLT, het is nog onduidelijk of dat ligt aan VT, maar ik zoek even een eigenaar van dit probleem, en daarvoor dacht ik eigenlijk aan jou..”
“Dat is lief van je”, zei ik tegen Jaap, “dat je aan mij denkt, maar ik zit op dit moment op een Oostenrijkse Alp tussen de koeien.”
“Ben je op vakantie?” vroeg Jaap.
“Ja”, zei ik, “een weekje, maar voor het oplossen van dit probleem kun je het beste contact opnemen met Vishal S***, en voor de coordinatie met Cynthia P***, want die..”
“Stop”, zei Jaap, “Als je op vakantie bent, waarom neem je dan je telefoon op?”

Kijk, dat was nou nog eens een goeie vraag.

Harmerhütte – dag 2 – schema’s

Wie ik ook alweer ben, daar wilde ik deze week, stap 1, achter zien te komen.
Bon, ik ben dus iemand die enorm houdt van plannen. Plannen in de zin van: van tevoren uitstippelen wat er gedaan gaat worden. Zo had ik verzonnen dat ik moest gaan genieten.

Op zich haat ik dat woord sinds Wendy van Dijk het bij X-factor verplicht oplegde aan iedere stervensnerveuze, danwel gezond gespannen kandidaat.
Wendy: “Het maakt niet uit hoe het gaat, als je er maar van geniet!”
En dan na afloop van het optreden aan diezelfde kandidaat, die zojuist een complete afgang had beleefd door in de schijnwerpers voor het publiek zo’n beetje elke noot van het opgelegde liedje te hebben vernacheld, terwijl hij/zij die tijdens de generale repetities nog zo loepzuiver uit zijn/haar strot had laten zinderen, het voor elkaar krijgen om te vragen: “En? Heb je genoten?”, waarna zo’n kandidaat met een diepongelukkige tronie dan maar zei: “Ja, ik heb wel genoten..”
Wendy: “Kijk, dat zijn mooie woorden! Verder met de volgende kandidaat, die een liedje gaat doen van Mariah Carey. Er zitten wat moeilijke noten in, ben je al nerveus?”
Kandidaat: “Ja, ik ben kei-zenuwachtig, maar ik ga vooral genieten natuurlijk!”
Wendy: “Kijk, deze vrouw heeft het begrepen, zij gaat heel ver komen, let op mijn woorden, hier komt..”
Etc..

Maar goed, ik had dus ook besloten om te gaan genieten, deze week. Ik ben volgens L. een zogeheten “gewaarwordingstype” (er zijn 4 kwadranten – 1 ervan is gewaarwording, de andere zijn intuitie, ratio en gevoel), dus genieten gaat bij mij, volgens de theorie van L. dan, (bijvoorbeeld) via de maag. Dus wat ik heb gedaan, in al mijn planningsdrift, is verzonnen wat ik lekker zou vinden om te eten, zowel qua ontbijt, lunch als diner.
Van dag tot dag heb ik een menu samengesteld, alle ingredienten ingekocht, ingepakt en meegenomen hier naar Oostenrijk, in een elektische koelbox en een Albert Heijn Big shopper-tas.

Normaal ontbijt ik eigenlijk nooit, behalve met koffie dan, en ik verheugde me echt op mijn 2 geroosterde witte casino boterhammen met Hero aardbeienjam en Albert Heijn pure hagelslag (met smeerroomboter – ik wist niet dat dat bestond, maar ik zag het en heb het meteen ingeslagen), en al helemaal op mijn gezonde boekweitboterham met een gebakken ei en tomaat. Vers kopje groene Pickwickthee met cranberry erbij, het grote genieten kon beginnen.
Ik had precies 15 minuten volgens mijn schema (zoals gezegd, ik hou van plannen), dat moest lukken. Het enige probleem dat ik had voorzien was de tijd die het bakken van een ei zou kosten. Maar dat had ik vaak genoeg eerder gedaan, dus echt veel zorgen maakte ik me niet.

“Ontspan Sven”, zei ik tegen mezelf, “ontspan, kijk, je theewater is al klaar, nu gewoon even een theezakje erin soppen, en daarna een lekkere casino boterham roosteren, hoe lang kan dat duren?”
En toen opeens drong het tot me door dat de witte casinoboterhammen nog in het vriesvak zaten. Daar had ik ze namelijk ingelegd om de optimale smaak zoveel mogelijk te behouden. Je bent een gewaarwordingstype of niet.

Hoe lang duur dat eigenlijk, een boterham ontdooien? Of kun je ook gewoon een bevroren boterham in de broodrooster doen? Of word je dan geelektrocuteerd? Ik wist het niet. Ik had er geen ervaring mee, ik ontbijt nooit. Even googlen dan maar? Moest ik eerst mijn laptop opstarten.. Hoeveel tijd kostte dat ook alweer? Of op mijn telefoon? Nee, die moest zoveel mogelijk opgeladen blijven, want die had ik hard nodig voor de navigatie van mijn uitgestippelde wandeltocht, kutzooi. ik had nu nog maar 12 minuten over voor het ontbijt en ik zat met die bevroren boterhammen en een nog ongebakken ei.

“Godverdomme”, hoorde ik mezelf zeggen, en ik dacht er meteen achteraan: “Nee, op deze manier gaat van genieten geen sprake zijn.”
Ik besloot het ei te skippen. Ik flikkerde de bevroren casino boterhammen tegelijk in de broodrooster, drukte op play/die broodroosterknop naar beneden, hield veilige afstand, en zette ondertussen een kop percolatorkoffie, als backupplan.

Na een paar minuten sprongen de 2 witte casino boterhammen als dolfijnen naarboven uit hun eerdere omgeving. Ze waren zwart geblakerd, maar voelden desondanks nog koud aan, toen ik er in kneep.
Die konden bij de biologische mühle.

Met mijn percolatorkoffie en mijn elektronische sigaretten nam ik plaats op mijn terras. Ik berekende dat ik volgens mijn schema 10 minuten te laat zou aankomen bij de VVV, waarna ik dus 10 minuten minder tijd zou hebben voor de reeds uitgestippelde wandeling, etc, enz, en ik uiteindelijk pas om 17:10 weer thuis zou zijn ipv 17:00.

Ik realiseer me dat ik door deze opmerking lijk op de autistische hoofdpersoon van de bestsellerreeks over ‘het Rosie project” van Graeme Simsion.
En misschien ben ik ook wel een beetje autistisch. Al noem ik het zelf eerder efficient. Maar goed, de vraag is in dit kader natuurlijk: “is het erg om pas om 17:10 thuis te zijn i.p.v. 17:00?”

“Nee”, zal iedere normale persoon zeggen. En ik ook, als ik rationeel zou zijn.
Maar mijn gevoel zei iets anders. Of nou ja, gevoel, eerder mijn intuitie. Enfin. Kom ik op terug.

Eerst maar weer eens naar het genieten.
Dat is me vandaag wel degelijk gelukt.
Ik betrapte mezelf er al op toen ik vanuit mijn hütte, over het door mijn tijdelijke huurbaas A.B. persoonlijk aangelegde wandelpad naar de VVV liep. Ik bleek tot mijn verbazing foto’s te nemen van bloemetjes.
Toen ik afdrukte, realiseerde ik me dat mijn vader dat 20 jaar geleden ook deed: detailfoto’s nemen van bermflora. En dat ik hem toen afschreef als definitief oude lul – ik zei het anders, maar daar kwam het op neer.
“Dat kan me geen reet schelen”, zei mijn vader. Hij zei het ook anders, maar wat hij wel letterlijk zei is dat ie blij was met hoe hij gelukkig was gaan worden van kleine dingen.

Waar ik ook van heb grrrgenoten (serieus – ik krijg dat woord nog steeds amper mijn strot uit), is van mijn, jawel, FLEXIBILITEIT.
Als je iets in kapitalen opschrijft, dan ben je iets enorm aan het compenseren, ik weet het, en dat ben ik waarschijnlijk ook, maar vandaag was ik erg in mijn nopjes (ik gebruik dit woord omdat ik naast autistische ook narcistische trekjes heb – nopjes vind ik mooi passen bij narcisme, en niet alleen door de alliteratie, maar ik dwaal weer hopeloos af) met hoe ik omging na het vriezer-incident (zou de hoofspersoon van het Rosie-project zeggen), met een nieuwe onverwachte tegenvaller. Een Oostenrijkse boer had zijn kudde koeien geparkeerd op een populaire doorgaande wandelroute (panoramawege 100 – aangeprezen in alle plaatselijke VVV-folders).

De koeien werden erg onrustig van mijn verschijning, en maakten luide loeigeluiden. Het leek me niet handig om het pad te vervolgen over de voorgeschreven route.
Maar ik moest door. Ik had al 10 minuten verloren, en die was ik nu net aan het proberen in te halen door in een steviger tempo naar boven te lopen, dit kon ik er eigenlijk niet bij hebben. De alternatieve route, die iedereen nam, zou 40 minuten extra kosten.
De groeten, geen optie, om het Amerikaans te zeggen. Ik wierp mijn rugzak over het prikkeldraadhek, klauterde er zelf overheen, en liep parallel aan het pad door het slangenveld, zoals ik het maar even noem, naar boven.
Ik noem het slangenveld, omdat ik die een paar keer ben tegengekomen in hoog gras in de Alpen.
Ik ben geen fan van slangen. Maar mijn schema vind/vond ik belangrijker.
500 meter verder waren er geen koeien meer, en klom ik terug het pad op. En voelde me goed.
“Misschien is dit wel genieten”, dacht ik, “in je nopjes zijn met jezelf en je beter/slimmer/stoerder vinden dan anderen”.
Ik geloof overigens dat ik voornamelijk blij was dat mijn schema niet verder was verstoord. Mijn schema is mijn herder.

Over schema’s gesproken, mijn tijd om dit stukje te schrijven zit er eigenlijk al op. Dus ik moet gaan afronden. Of zeg maar gerust afraffelen. Ik had weer heel andere dingen gepland om over te schrijven, maar hoe later op de dag, hoe intenser mijn schema’s sneuvelen.

Is dat erg? Misschien niet, maar het is wel jammer, want ik had een mooi rond verhaal met een hoge mate van symboliek in gedachten.
Er kwam een dode vos in voor, die ik ben tegengekomen. En een slang die ik op de terugweg, jawel, en niet eens in hoog gras, en het sprintende hert dat..

Enfin, om het dan toch een beetje rond te maken: nog iets over het onweer dat me deed denken aan de carnavalshit van Herman Brood.
Dat laatste zal ik toelichten. Mijn moeder maakt zich best enigszins ongerust over haar zoon die in zijn eentje mega-bergwandelingen aan het maken is in de hoge Alpen.
“Je moet het nauurlijk zelf weten”, zei ze, “wat je doet, maar kijk je alsjeblieft wel uit voor onweer? Onweer is zo gevaarlijk in de bergen, en kan zo verraderlijk snel komen opzetten. En er is voor deze week best veel onweer voorspeld in jouw regio..”

Mijn moeder had ooit een 10 voor Aardrijkskunde, is totaal verslaafd aan weersvoorspellingen, en was het liefst ook gewoon weervrouw geworden in plaats van lerares/huisvrouw.
Dat is er nooit van gekomen, maar dat weerhoudt haar er niet van diepgravende kennis op te doen en over te brengen, omtrent het weer op de vakantiebestemmingen van haar kinderen en kleinkinderen.

“Welke wandeling heb je gepland, voor morgen?” appte ze gisteren.
“De Kochofen”, appte ik terug.
“Vanaf 15:00 81% kans op onweer, levensgevaarlijk, dus zorg dat je op tijd weer beneden bent..”
“Komt goed”.

Het kwam maar net goed.
Zo was het weer toen ik om 14:30 op de top was:

Daarna begonnen zich steeds donkerdere wolken samen te pakken.
Om 17:00 exact begon het vet te regenen en enorm te onweren; er weerklonk een repeterende knetterende donder door de bergen, met apocalytisch explosieve geluiden als sluitstukken.
“Maakt van uw scheet..”, dacht ik.
Ik was nog niet helemaal beneden. Een hert schrok dusdanig dat het me in paniek bijna omver liep, ik begon ook te rennen.
Om 17:10 was ik thuis.
Levend, maar doorweekt.

10 minuten te laat.

Harmerhütte

Toen ik 22 was, ben ik voor het eerst een keertje in mijn eentje op vakantie gegaan. Met een Interrailkaart (en dat was niet mijn eerste Interrailkaart) ben ik in 1991 30 dagen solo door Europa gereisd. Ik had een hoed op, een gitaar mee en ik maakte aan de lopende band nieuwe vrienden. Toch voelde ik me voornamelijk enorm eenzaam, ruim 4 weken lang. Die nieuwe vrienden waren namelijk vaak maar voor 1 of hooguit een paar dagen. Ik miste mijn echte vrienden thuis. En vooral miste ik mijn vriendin. Mobiele telefoons bestonden nog niet. De hevigste bui van heimwee (wat ik normaal nooit heb), ervoer ik in een PTT-van-Turkije-gebouw waar ik na uren in de rij te hebben gestaan, in een hokje mocht plaatsnemen, om te trachten á 4 gulden per minuut mijn vriendin te bellen (mijn totale vakantiebudget was 10 gulden per dag). Mijn vriendin van wie ik maar moest hopen dat ze net toevallig thuis was (zoals gezegd: mobiele telefoons bestonden nog niet), én op zou nemen. Wat ze niet deed. Waarna ik mijn beste vriend dan maar belde. Die was wél thuis en nam nog op ook.
“Je bent thuis!”, zei ik.
“Hey gozer! Ja man, ik ben thuis! Ik ben gezellig aan het barbequeen met B, A+J en ML. En weet je wie er ook is? C!”
“C? (dat was mijn vriendin). Is die bij jou?”, vroeg ik.
“Ja man! Ze verveelde zich, dus toen belde ze me, en toen zei ik: ‘Kom gezellig naar Tiel man, we gaan vanavond barbequeen!’ En toen is ze dus gekomen. Gezellig hoor! Zeg, hoe is het met jou? In Istanbul nu toch, lekker tussen de Turken?”

Dat was waar, ik zat lekker tussen de Turken. En ik werd gek van die Turken. Die me op elke hoek van de straat een tapijt probeerden aan te smeren, of ongevraagd mijn (sport!)schoenen begonnen te poetsen, om vervolgens voordat ik ook maar 1 seconde de tijd had gehad om te zeggen dat ik dat niet wilde, een schandalige hoeveelheid geld te eisen voor materiaalkosten (een likje schoenpoets) en de verrichte arbeid.

De volgende dag heb ik direct de trein terug naar huis genomen. Voor de vorm nog een tussenstopje gemaakt in Praag, alwaar ik zowaar een van mijn nieuwe vrienden opnieuw (ik had hem die maand al eerder ontmoet in Platamon en Kilini – beiden in Griekenland) tegenkwam op een pleintje waar een Tsjechies-Slowaaks (dat was toen nog 1 land) bandje Rolling Stones nummers stond te coveren.
“Nou ja!” zei Leif (zo heette die nieuwe vriend), “ben je daar nou alweer!”
“Ongelooflijk”, zei ik, “3 keer is trakteren, waar gaan we een pils doen? Is Janko er trouwens niet?” (dat was een andere nieuwe vriend – waarmee Leif die maand mee op Interrailvakantie was en via welke we in de trein naar Athene contact hadden gekregen, want Janko wilde mijn gitaar wel even lenen om te laten zien dat ie Hotel California kon spelen aan 4 Amstelveense meisjes, waarmee we vervolgens blind zijn uitgestapt in Platamon om daar middenin de nacht op het strand te gaan.. tsja, dat zouden we wel zien..).
“Nee, Janko heeft een hertentamen, dus die moest eerder terug. Maar goed idee, laten we een pils doen, ik weet een goeie kroeg, halve liters 25 cent, je lacht je gek hier in Praag!”

Later die avond opperde ik bij het afscheid om telefoonnummers uit te wisselen.
“Ben je gek man”, zei Leif, “we zijn elkaar al 3 keer tegengekomen in uithoeken van Europa, we komen elkaar ongetwijfeld ook weer tegen in Nederland. Gewoon vanzelf.”

We zijn elkaar nooit meer tegengekomen. Wel stuitte ik een paar jaar later op een rouwadvertentie in de Volkskrant. Nee, niet van Leif. Het ging om Janko. Dood. 24 jaar. Advertentie opgesteld door: Leif.

Maar ik dwaal verschrikkelijk af. Hier wilde ik het helemaal niet over hebben. Ik wilde het hebben over dat ik nu, op mijn 53e, opnieuw alleen op vakantie ben. Voor slechts een week weliswaar, maar toch.

Deze keer heb ik geen hoed op en geen gitaar mee. Ik ben hier dan ook niet om contact te maken. Althans niet met mensen. Hooguit met mezelf.
Ik ben hier om dat ik het gevoel heb dat ik mezelf een beetje voorbij aan het lopen ben. Ik heb het veel te druk. Mijn dagen bestaan uit schema’s waarin elke 5 minuten zijn ingevuld en cruciaal lijken voor het volbrengen van een soort missie waarvan ik niet eens weet wat die eigenlijk is. Ik ga (en kan) ook niet proberen dat uit te leggen.

Ik heb het gevoel dat ik mijn hoofd moet resetten. En waar kan ik dat beter doen dan in het gebied waarin me dat altijd het beste lukt, het gebied waar ik normaal gesproken 2 maal per jaar kom, maar nu al 3 jaar niet ben geweest. Precies, de Alpen. Dus daar ben ik nu.

Het was de eerste optie bij het sorteren op prijs van laag naar hoog. Een primitieve hut van 25 vierkante meter. “Gedateerd”, zou een Amsterdamse makelaar zeggen, “moet gemoderniseerd worden”.
Nee, natuurlijk zou die dat niet zeggen. Een Amsterdamse makelaar zou zeggen: “Wereldlocatie, en wat een ruimte! Plus nog geheel naar eigen smaak te renoveren, een buitenkans zoals je maar zelden ziet!”

Vergeet die Amsterdamse makelaar. Voor mij is het juist perfect zoals het nu is.
Nul comfort. Geen bank met TV, geen afwasmachine, geen wifi. Back to basic. Precies wat ik zocht. Een hutje op de hei, maar dan niet op de hei, maar in de bergen.

Ik ga hier een week lang the fool on the hill zijn. Hele lange wandelingen maken, erg lekker eten in elkaar kokkerellen (sorry, vind ik een geinig woord), het een en ander drinken en tot mezelf komen.

Dit is de Harmerhütte waar ik zit:

Kijken wie ik ook alweer ben.
Geworden.
En zou willen zijn.
En misschien zelfs uitvogelen hoe dan.
Maar dat mag ook later.
Want ik vind het nu al leuk, en ga dit vaker doen.