Texel (2)

Ik ben weer op de wal. Op het vasteland bedoel ik. Of nou ja, terug van Texel dus.

Het is vreemd hoe dat werk op je psyche, zo’n eiland. Áan de ene kant voelt het als een andere wereld, als een oase van vrijheid. Aan de andere kant zou je vermoeden dat je je enigszins opgesloten voelt op zo’n door zee ombakend grondgebied, temeer daar Texel nou niet bepaald groot is. Ik bedoel, het is geen Australie ofzo. Integendeel, het is in feite niet veel meer dan een uit de hand gelopen bijelkaar gewaaide zandbank, die bovendien relatief vlak naast de deur ligt en waar ze naast Duits helaas ook prima Nederlands spreken.

Toch overheerste het vrijheidsgevoel. Ik ervoer de omgeving als bijkans verlatener dan het platteland van Frankrijk. Dat laatste kan uiteraard aan het seizoen liggen, want het is winter, en in de winter is het vaak stil op plekken waar het in de zomer juist druk is.

Zo ook op Texel. Op de terugweg van mijn heroische voettocht naar het zuidwestelijkste puntje van het eiland (zie vorige stukje), meerde ik aan in een cafeetje in Den Hoorn, dat trouwens veruit het schattigste dorpje van Texel is.

In de uitspanning waren drie kinderen in de weer met een kingsize Jigsaw-puzzel. Twee vrouwen bepten elkaar aan het belendende tafeltje in West-Fries dialect bij, inzake plaatselijke voorvallen die qua belang enigszins boven de dagelijkse beslommeringen uitstegen, en aan de toog zaten vier door de elementen getekende mannen stilzwijgend Texels bockbier te hijsen met borreltjes ernaast. Nadat ik me goed en wel door de deur (die behoorlijk klemde) had gewrongen, draaiden alle ogen mijn kant op. Niemand zei iets. Ze staarden me enkel aan.

“Goedemiddag!”, zei ik om de peilloze stilte van de 20 pupillen te doorbreken, “zijn jullie open?”

Alle ogen draaiden nu vragend richting de barvrouw, een struise blonde.

De barvrouw peinsde een moment. Daarna zei ze: “Ehm, ik denk het wel. Wou u iets bestellen? Of moet u alleen naar het toilet?”

Ik moest pissen als een paard, maar dat durfde ik nu niet meer te zeggen. Ik zei: “Heeft u ook bockbier?”

“Uiteraard”, zei de barvrouw, en zette een bol glas tegen de tapmond.

Ik dronk mijn bockbier. De kinderen gingen voort met hun puzzel, en de vrouwen met hun conversatie. Maar de mannen, ze bleven me vanuit hun ooghoeken begluren. Toen moest ik nog nodiger pissen. Maar ik dacht: dat doe ik later wel ergens, in het bos ofzo.

Misschien niet het beste voorbeeld van je helemaal vrij voelen, besef ik terwijl ik dit neertik. Aan de andere kant ook juist wel. Het betekende alleszins dat Texel afgelopen week voornamelijk werd bevolkt door de locals, en dat er van toerisme weinig sprake was. De oorspronkelijke bewoners genoten van hun relatieve rust. Net als de vogels in hun broedgebieden, de schapen in het veld en de fazanten op de hei.

En net als ik dus. Rust en ruimte, wijdse vrijheid. Geweldig.

Kortom: ik kan het iedereen aanraden: Texel in de winter. Maar dat doe ik natuurlijk niet. Ik zou daar gek wezen. Het zijn van die ontdekkingen die je graag voor jezelf houdt.

Dat moet ook onderstaande grote grazer, tevens geen oorspronkelijke inheemse bewoner, hebben gedacht. Grote grazers. Je kent ze wel. Ze lopen tegenwoordig rond in zo’n beetje elk natuurgebied dat Staatsbosbeheer, enfin, beheert. Ze schelen de dienst een hoop grasmaaien, en dat is handig, zeker met de bezuinigingen enzo. En ik vind grote grazers persoonlijk ook fantastisch. Ik bedoel, afgelopen zomer heb in in de Kennemerduinen nog zij aan zij met ze aan een strandje bij een vennetje gelegen, maar de liefdesgevoelens waren afgelopen donderdag niet geheel wederzijds.

Deze knakker versperde me de doorgang over de route van het Texelse Pad en was niet van zinnens aan de kant te stappen. Integendeel. Hij snoof.

“Ja fuck”, zei ik, “sorry hoor, maar ik moet er langs. Ik moet naar paal 9.”

Hij snoof opnieuw.

Ik besloot het over een andere boeg te gooien; “Vind je het okay als ik een foto maak?” vroeg ik, “want dat is misschien leuk voor mijn blog. Het wordt niet slecht gelezen, dus wie weet word je…”

Hij hief zijn rechtervoorpoot op en maakte een aantal schrapende bewegingen over de aarde.

“Roger”, zei ik, “begrepen, comprendre e capito”, en liep zo rustig, maar toch vooral ook zo snel mogelijk achteruit.

Daarna nam ik met sneaky ultrazoominstelling alsnog de foto. En rende vervolgens off-road via de hei naar een punt waar ik de tocht kon hervatten.

Bij strandtent Paal 9 dronk ik 10 minuten later een bockbier. Ik luisterde de gesprekken af van de andere eenzame wandelaars. “Bij de Geul (iets ten zuidoosten van paal 9 – pdn) moet je zijn”, zei iemand, “daar zijn de lepelaars net teruggekomen uit Afrika.”

“Nu al?”

“Nu al.”

Duidelijke taal. Wat zal ik zeggen lieve lezers? Ik heb me het schompes gewandeld. Heerlijk. Dit zijn mijn schoenen:

 

Need I say more? Dit zijn mijn schoenen van 10 jaar oud. Dit zijn de schoenen die me al over vele Alpentoppen hebben geholpen, dit zijn de schoenen van het type niet lullen maar lopen, dit zijn de schoenen waar ik zielsveel van houd.

Bon. Tot zover Texel.

Een plaatje wil ik jullie echter niet onthouden. Op twitter heb ik ‘m reeds een paar keer genoemd, maar zoals zenz*** al zei: “Hij blijft leuk”.

Op de auto-navigatie ontdekte ik per toeval een fascinerende manier van naamgeving op Texel. En door die naamgeving moest ik naar die plek toe. Haar van dichtbij zien. Of het echt waar was. Middels een voettocht. Ik heb er lang naar moeten zoeken, maar werd uiteindelijk beloond met een abri waarin op een kaart de naamgeving optimaal werd benadrukt met een pijl.

Dus hier komt ie dan. Met dank aan de wonderlijke terminologie van het eiland:

Of zoals mijn beste vriend zou zeggen: “Gek op Texel!”

 

Leave a comment