Zolang het maar niet

Eigenlijk heb ik het best wel goed. Okay, het is zondagnacht, en ik kan werkelijk totaal niks verzinnen om over te schrijven, maar op zich gaat het dus geweldig.
Met mij.

Met mijn twee katten gaat het ook al fantastisch. Ze liggen hier gezusterlijk op het schapenkleedje aan mijn voeten te snorren dat het een aard heeft.

Wat wil een mens nog meer?

Welnu, INSPIRATIE G**V**D****!!!
Een pils allicht. Geen probleem, die is voorhanden. Sigaretje erbij. Helemaal prima. Staren over nachtelijk Amsterdam vanuit de glazen opbouw van mijn dakterras, vingers in de aanslag boven de laptop.

Hm.

Misschien zit ik hier te vaak. Al te veel jaren, om ook nog maar een greintje opwinding te beleven bij mijn nachtelijk panorama. De bakens die mijn stad omringen: de Oude Wester, het Okura-hotel, de knipperende ster op de Rembrandt-toren, de rode lichtjes rond de landingsbanen van Schiphol, de groene neonletters op de gevel van het Lucas-Andreus-ziekenhuis, wat moet ik ermee?
Er zit geen gedicht in, laat staan een stukje.

Desondanks heb ik er hier 700 geschreven. Stukjes. En een stuk of wat gedichten.

Ik heb hier vaker met dit bijltje gehakt, ik heb hier 700 keren een writersblock gehad, en 700 keren heb ik het overwonnen.
Waarom nu niet?

Ik weet het niet. Misschien is het omdat ik mezelf ooit heb beloofd om op zondagnacht geen beschouwende stukjes te schrijven. Geen essays over de economie, geen literatuuranalyse, geen politiek. De zondag heb ik altijd beschouwd als een tijdstip voor een stukje over mijn narcistische zelfje. Maar vandaag past dat op de een of andere manier niet. Ten eerste heb ik recent te weinig grappige tegenslagen gehad. En ten tweede heb ik de laatste tijd, op een zakelijke bankrekening openen na, met een kunstenaar moet ik daarbij vermelden, uberhaupt geen fuck meegemaakt.

Nu ik het zeg, misschien had ik daar een stukje over moeten schrijven. Over het openen van die bankrekening. Daar had ik nog wel iets geinigs van kunnen maken.

Maar vette pech voor jullie, lezers. Dat plan kwam nu pas, om 3.00, dus te laat. In plaats daarvan ga ik maar weer eens los over mijn zorgen. De zorgen van een an sich gelukkig wezen. Dus geen persoonlijke verwikkelingen, maar zorgen over de tendensen in het algemeen. En dan bedoel ik nog niet eens de peilingen van Maurice de Hond waarin Wilders met 32 zetels virtueel veruit de grootste partij van Nederland zou worden, en ook niet de opgelegde en geforceerde oorlogsretoriek die Obama plotsklaps tentoonspreidde, twee dagen geleden. Ik heb het dan eerder over de sluipende dingetjes. Kleine signaaltjes. De taser-gun die min of meer stiekem tot het wapenarsenaal van de Nederlandse politie (de AT’s) is toegelaten. Dat het schap poezie-tijdschriften bij zowel Scheltema als Atheneum in de afgelopen jaren is gedecimeerd. Dat de nieuwe Zeg eens Aaa zoveel debieler is dan het origineel, en desondanks een kijkcijferhit.

Het is slechts een driegreep uit dingetjes waarvan je denkt: och ja, dat is de tijdsgeest. Niks om je druk over te maken, zolang het maar niet…
En dat bedoel ik. Zolang het maar niet…

Ik weet dat het uit de mode is om te ageren. Maar ik kan er niks aan doen. De dingen, ze gaan sneaky slow. Vanmiddag zat ik in de allermooiste rookruimte van de stad, bij Proef op de Overtoom, alwaar twee veertigers naarbinnen liepen om een sigaret op te steken.
Het was een uitgepraat stelletje.
Ze hadden net gedineerd in het niet-rookgedeelte. Ik had de man eerder aan de bar horen vragen bij de ober wat de vis van de dag was.
"Truite" had de ober gezegd.
"Watte?" vroeg de man.
"Forel."
"Dan blijven we", zei de man.
Dat was een uurtje geleden. Inmiddels hadden ze de vissen verorberd.

"Smerig", zei de man, "al die rook hier", terwijl hij de rookruimte binnen wandelde en een Marlboro Light opstak.
"Onze kleren kunnen zodadelijk meteen in de was", zei de vrouw, terwijl ze de hens zette in een Gladstone.
Voor de rest zwegen ze en zogen ze aan hun sigaretten.
Ons, mede-rokers, die zich tegoed deden aan grote glazen Koninck, witte wijn, eindeloze schalen bittergarnituur en rookwaren vooral, wierpen ze een afkeurende blik toe.

Na 5 minuten drukten ze met een vies gezicht hun peuken uit in de asbak. "Zo", zeiden ze tegen elkaar, "dat was genieten. Maar nu snel weer naar buiten, weg uit dit stinkhok."

Dat weet ik van Wendy, dat je vooral moet genieten. Je moet van alles een totaalbeleving van maken. En van haar weet ik ook dat er niks gaat boven fris wasgoed. En dat alles goed komt, als we maar gewoon Andreolonserum kopen voor bij de Andreolonlaagjesshampoo, en dat we nu bij Rimmel mascara kunnen betrekken voor een ‘naturel valse wimpereffect’, en, en, en. En iedereen doet het nog ook.
Fuck.

Waar maak ik me druk om. Het is de tijdsgeest. Niks aan de hand, zolang het maar niet…, iedereen is vergeten wat ie daarna zei. Ooit, een paar jaar tevoren. Iedereen vergeet ‘t. Uiteraard. Dat is menselijk. En natuurlijk. En het gaat niet om reclame. Het gaat zelfs niet over, nou ja, wat eigenlijk.

Toch, dat soort dingen maakt me bang.
Thans ondanks nog steeds een gelukkig mens.
Maar voor hoe lang.

11 thoughts on “Zolang het maar niet

  1. Leuk! Daar heb ik in een ver verleden ook aan meegedaan; het was toen maandelijks, is dat nog zo? Ik heb nooit iets gewonnen, maar meedoen vond ik al heel wat.

  2. Nou, M, je bent hier nooit alleen. Uit betrouwbare (en lekkere) bron heb ik vernomen, dat er nu zo’n 8,9 dichtersfiguren op het lijstje staan.
    En ja: die slapen dus allemaal bij De Vriendin van Pim.

  3. @plukdenacht: ik schrijf geen gedichten meer.. en om nou met antiek spul van zo’n 14 jaar geleden aan te komen.. bovendien vond ik mezelf niet zo goed en de jury was het met me eens geloof ik 🙂
    Maar ik zou wel weer eens willen komen kijken en luisteren; waar vind ik de data?

  4. Ja, mij ook. Het bedonderd worden maakt me vooral bang. Maar het bangst maakt het mij dat ik er soms intrap, en ook echt een Rimmel mascara koop.

  5. Fiep foep.
    Pieieieie Bie.
    Oebem, fobem, pamem.
    Kawa?

    Kammiklaksi, Bompe menone kwing bolkylö.
    Bammiklewi. Ovetalm, ovetalm, bolkylö.

    Zaaaapm!

  6. Op die zwammer van hierboven moet je maar niet letten. Dat was een dement moment van een gestoorde vent.

    ironisch he, tijdens de limietloze algeheel maatschappelijke dronkenschap van de jaren negentig was jij zelf doodongelukkig, en nu er wolken boven de samenleving steeds dreigender rommelen, heb jij van persoonlijk geluk niks meer te melden, zeg je.

    je mag van mij best commentaar geven op economie en zo, hoor. helemaal niet erg. literatuuranalyses ook niet. wie met zichzelf klaar is, en zo klink jij, mag om zich heen kijken.

    uit de mode om te ageren? probeer het gewoon eens, gelukkige tobber. kijken wat er komt. we zijn allemaal bang maar zijn de woorden misschien verleerd om het mee uit te spreken.

Leave a comment