Zeldzaam

Vanaovnd verliet ik het verlaten kantooreiland. Iedereen was al lang naar huis. Er heerste een desolate sfeer.
Er was echter 1 ding dat ik voor had op mijn reeds lang vertrokken collega’s: Ik had vanaf nu vakantie.

Dikke lul, dikke middelvinger, dikke alles, ze konden me vanaf nu de ballen hachelen, ik was vrij.
Drie weken lang zou ik spoorloos zijn, totally verschwunden. Al zou de wereldeconomie zelve naar de kloten gaan, ik was weg.
Een aangenaam gevoel maakte zich van mij meester.

Hoe zou Floyd Landis, de voormalige meesterknecht van Armstrong, zich hebben gevoeld, vanochtend? Vannacht? Nadat ie vanuit het geel was teruggeworpen naar een 11e stek, op meer dan 8 minuten achterstand?
Kansloos?
Uitgerangeerd?

Mais non. Natuurlijk niet. De beste renner uit de Tour van 2006 zag zichzelf eindelijk buiten de schijnwerpers geplaatst, en pleegde een countercoupe van het formaat waar Bernard Hinault nog een puntje aan kon zuigen (dit is even voor diegenen die de Tour volgden in de tijd van Zoetemelk en Kuiper).

Ik vond het weergaloos. Fenomenaal. Ik betrapte mezelf erop dat ik wilde juichen voor de man die ik gisteren gniffelend tenonder had zien gaan.

Vergeet dat ik Amerikanen eikels vind. Vergeet dat Floyd Landis een kop heeft om op te schieten.
Onthou dat dit de enige man was met lef in zijn donder.
De enige man die dacht: "Dikke lul, dikke middelvinger, dikke alles."
De enige man die dacht "ze kunnen me de ballen hachelen!"
De enige man die dacht: "ik ben vrij!"
En die vervolgens zoiets doms deed, dat niemand het begreep: als klassementsrenner vroeg ontsnappen in een bergetappe.

HULDE.

BRILJANT!

GENIAAL!!!

Los daarvan, de sleutelstrofe blijft: Dikke lul!

Landis

Ik zeg het maar even, opdat men er van leert.

Leave a comment